Zeezicht: het gelijk van de verjaardagsvisite

Nu de kruitdampen wat zijn opgetrokken rond de behandeling van het voorstel van het college van burgemeester en wethouders over Zeezicht is het goed om nog eens even terug te kijken hoe dit zo heeft kunnen ontstaan. En tegelijkertijd biedt het de mogelijkheid om ook even vooruit te kijken naar de komende raadsbehandeling van donderdag 26 september. Want het voorstel staat nog steeds prominent op de agenda.

Er is ontegenzeggelijk veel werk verricht op het gemeentehuis. Er hebben veel mensen veel tijd in gestoken. Dat valt ook op te maken uit het kostenplaatje wat hiermee gemoeid gaat. Toch hebben we nog steeds (grote) twijfels bij de haalbaarheid van het voorstel. En je kunt er niet omheen: het voorstel ontbeert op dit moment ieder maatschappelijk draakvlak.

Het is eigenlijk het klassieke probleem van beleidsmakers. Je gaat hard aan het werk om een voorstel te maken. En hoe langer je ermee bezig bent, des te meer ga je geloven in je eigen werk. Je gaat er zelfs zo erg in geloven dat je je niet meer kunt voorstellen dat anderen vanuit een ander perspectief naar jouw voorstel kijken. En het is al helemaal ondenkbaar dat er mensen zijn, die het niet met je eens zijn. De wereld wordt opeens heel overzichtelijk: je hebt de “snappers” en de “niet-snappers”.

Dat lijkt ook wel aan de hand te zijn op het gemeentehuis. Men is daar zo gaan geloven in het eigen voorstel, dat er sprake lijkt te zijn van een haperende maatschappelijke antenne. Men was totaal overvallen door het feit dat ongeveer 100 buurtbewoners de weg naar de commissievergadering had weten te vinden. Kort daarvoor ging men er op het gemeentehuis nog vanuit dat de bezwaarmakers maar een kleine minderheid zouden vormen. Niets bleek minder waar.

Dan is het onze taak als gemeenteraad om het “gelijk van de beleidsmakers” te verbinden met het “gelijk van de verjaardagsvisite”. Mijn fractiegenoot Jelle Bartlema heeft in de commissievergadering aangegeven dat het plan eerst van tafel moet, want anders is er geen zinvolle participatie mogelijk. En vervolgens de uitkomst toetsen op draagvlak en haalbaarheid. Dat zijn waardevolle woorden.

Ik had eigenlijk wel verwacht dat het college zich met een verzoek tot de raad zou richten om het voorstel van de agenda te halen. In ons reglement van orde moet de gemeenteraad over een dergelijk verzoek beslissen. Ik had me kunnen voorstellen dat het college de gelegenheid te baat zou nemen om met dat verzoek ook aan te geven welke lessen zij uit de commissiebehandeling hadden getrokken en op welke wijze zij het vervolgtraject voor zich zien. Als zo’n voorstel zich aandient, dan zal mijn fractie dat zeker steunen. Tot op heden heb ik daar echter nog niets van vernomen.

Ieder ander alternatief heeft nadelen. In dit stadium kan de VVD onmogelijk voor dit voorstel stemmen. Het zou een draai van 180 graden zijn ten opzichte van de commissiebehandeling. Maar belangrijker nog: het zou een schoffering van de buurt zijn. En we hebben het hier over een buurt die op een constructieve wijze een handreiking heeft gedaan. Daar kunnen ze op het gemeentehuis nog wat van leren.

En iedere motie of opdracht die wij als raad vaststellen, kan gezien worden als een tik op de vingers. En daar heb ik het moeilijk mee, maar ik loop er niet voor weg. Met 26 anderen heb  ik namelijk ook een controlerende en richtinggevende taak als raadslid. Ook als het gaat om een college waar wij ons als VVD mee verbonden  voelen. Ik hoop oprecht dat het college de komende week naar ons toe komt met een gemotiveerd verzoek om het voorstel van de agenda te halen met een nadere duiding hoe zij het participatietraject voor zich zien.

Vooralsnog hebben we te maken met een voorstel waar zowel  het maatschappelijk draagvlak als de onderbouwing van de haalbaarheid ontbreekt. Het is nu zaak dat we beleidsmakers en buurt bij elkaar brengen. De buurt heeft een handreiking gedaan. Ik hoop dat het college uit eigen beweging aangeeft dat ze die handschoen bereid is om op te pakken en zich niet gedwongen voelt door een opdracht van de raad.